‘Zie je maar te redden op dat toneel’

interview met Gijsje Kooter, schrijfster van De wereld is ondertiteld

 
tekst Willemijn Barelds

 

‘Als ik terugdenk aan het N.V. Verse Bekken-weekend in maart, waarin zes verschillende groepen mijn teksten opvoerden, maakten de geënsceneerde lezingen de meeste indruk op mij,’ vertelt Gijsje Kooter die in het café tegenover mij zit. Ik heb met haar afgesproken om terug te blikken op het festivalweekend “De Wereld is ondertiteld”, waarin haar werk centraal stond. ‘Ik was zo verrast door de keuzes die bij deze lezingen waren gemaakt,’ gaat Gijsje verder. ‘“Limoentaart & liefde” vond ik echt een pareltje, maar “Ik heb een knoop in m’n zakdoek, maar ben vergeten wat ik onthouden moest” vond ik de grote verrassing. Ik geloofde daadwerkelijk dat hier bejaarden aan het woord waren.’

Maar was deze keuze niet een hele logische? Als regieaanwijzing bij dit stuk heb je zelf geschreven dat de tekst ook een hoorspel zou kunnen zijn? ‘Ja, dat klopt. Maar ik heb deze aanwijzing nooit letterlijk zo bedoeld, meer als aanduiding voor de sfeer van het stuk. Toen ik het schreef stelde ik me voor dat sommige  teksten door een intercom zouden klinken, terwijl de korte dialogen wel uitgespeeld werden. Ook zag ik het beeld voor me van jongeren die een soort choreografie met rollators e.d. opvoerden. Van al deze fantasieën was bij deze lezing geen sprake, maar de sobere keuze die ik hier zag verraste me zeer.’

 
In de maanden na het festivalweekend heb ik vijf regisseurs en drie acteurs geïnterviewd. Ik vroeg ze naar hun ervaringen met de teksten van Gijsje, ik vroeg ze welk stuk hen het meeste aansprak, en iedereen vroeg ik een tip te geven aan toekomstige regisseurs die met deze bundel aan de slag willen gaan. Vlak voor mijn ontmoeting met Gijsje Kooter heb ik haar de uitwerking van deze gesprekken laten lezen.

Wat verraste je het meest toen je de interviews las? ‘Ik vond het heel leuk om te lezen hoe verschillend iedere regisseur het proces is ingegaan. Je leest hun verwachtingen en hun doelen. Wat me daarin bijzonder aanspreekt is het experiment dat Groningen is aangegaan. Negen van de zeventien stukken werden daar in steeds een andere volgorde en samenstelling gespeeld, waardoor elke voorstellingsavond een andere betekenis en dynamiek kreeg. Regisseur Annemiek Dijkstra heeft, samen met haar groep, de tekst op de achterflap van de bundel het meest letterlijk genomen. Hoewel ik wist dat ze op deze manier hieraan had gewerkt, was ik alsnog verrast toen ik het zo verwoord zag in het interview dat jij met haar had gehad.’

Als je ooit zelf een theatervoorstelling van dit materiaal zou maken, zou je dan ook voor deze vorm kiezen? ‘Daar heb ik eigenlijk nooit zo over nagedacht… Ik weet het niet. Ik zou in elk geval ervoor kiezen de stukken heel te houden en ze niet te versnijden met elkaar. Ik had ‘Daddy, I wanna be a pornstar’ wel willen regisseren. Bij dit stuk heb ik de meeste beelden in mijn hoofd. Ik denk dat ik het eerst nog verder zou uitschrijven, de personages iets meer zou definiëren en dan zou ik dát regisseren. Ik zou het heel sexy en showachtig ensceneren. Ik vind het ook leuk dat er een geil liedje inzit. Ik houd van liedjes op het toneel. Tijdens het festivalweekend had alleen regisseur Anna Boelens fragmenten uit dat stuk gebruikt. Ik kan me het personage uit haar voorstelling dan ook nog goed herinneren. Dat meisje met die konijnenoren op haar hoofd. Prachtig vond ik dat.’

Wat mijzelf het meest opviel tijdens de interviews die ik had, was de voorkeur en de bewondering die de regisseurs en acteurs uitspraken voor het stuk “Intro zonder Sam en Mo”. Op de een of andere manier voelden zij zich allemaal hier toe aangetrokken. Zou je mij kunnen vertellen wat het geheim van dit stuk is? ‘“Intro zonder Sam en Mo” was het eerste stuk dat ik schreef. Misschien is ‘het geluk van de eersteling’ wel de reden waarom iedereen het zo geslaagd vindt. Bovendien is zowel de structuur als de inhoud heel erg open, wat betekent dat je er alle kanten mee op kunt. Deze openheid komt door de schrijfstijl. Het is een beetje de Martin Crimp-achtige manier van schrijven, een schrijver die ik zeer bewonder. Het zijn ongedefinieerde personages die zelf met woorden een wereld scheppen. De woorden die de personages uitspreken worden ‘hier en nu’ voor je voeten gelegd waardoor een ander personage niet anders kan dan erop reageren. Het raakt een kern van hoe mensen met elkaar omgaan en met elkaar communiceren. Op deze manier worden de personages ter plekke ingevuld. Ik denk dat dát voor regisseurs en acteurs aantrekkelijk is om mee te werken.”

Er zijn meer overeenkomsten terug te vinden in de interviews. Meerdere keren werd genoemd dat de stukken uit de bundel over ‘eenzaamheid’ gaan. Dat er een gevoel van ‘verlorenheid’ uit de teksten spreekt. Herken je deze thematiek?

‘Misschien zegt dat meer over mezelf dan over mijn stukken. Ik heb iets met onzichtbaarheid. Ik heb een thema als ‘verlorenheid’ of ‘eenzaamheid’ niet bewust erin gestopt, maar het zal iets zijn wat ik in mij draag. Ik wilde in elk geval schrijven over ‘zien en gezien worden’, over ‘jezelf profileren’. Dat komt omdat mensen zich tegenwoordig heel erg profileren met alle social media. Mensen zijn continu in de weer met hun smart-phones, maken foto’s van zichzelf en veranderen letterlijk met grote regelmaat hun profiel. Op het internet kun je tegenwoordig zijn wie je wilt zijn. Daarover wilde ik schrijven. Dat zit ook in de titel.

‘Waar ik me overigens ook bewust van ben is dat ik personages als het ware op het toneel ‘gooi’ met de gedachte ‘zie je maar te redden!’ Vooraf wordt door mij – de schrijver – niet bedacht waar ze vandaan komen en waar ze naartoe gaan. En vaak ook niet wát ze willen doen. Dat vind ik niet interessant. Ze staan daar op dat toneel. Daar spreekt natuurlijk ook een zekere verlorenheid of eenzaamheid uit. Ik hou van personages die niet weten wat ze komen doen. Het is altijd weer een troost voor het publiek om samen te kijken naar zulke verloren personages. En humor redt dan altijd.’

Had je vooraf meer thema’s in je hoofd waarover je wilde schrijven? ‘Ik heb nog tien stukken geschreven die niet in de bundel terecht zijn gekomen! De titel had ik meteen in m’n hoofd. Die ontstond eigenlijk als eerste, nog vóór alle stukken, en die liet me niet meer los. “De wereld is ondertiteld” begon eigenlijk met het gegeven van de veelheid aan informatie die wij tegenwoordig over ons uitgestort krijgen en waar jongeren goed mee om lijken te kunnen gaan. Tenminste, dat wordt gezegd. In werkelijkheid vinden jongeren het best moeilijk om te kiezen in die veelheid aan mogelijkheden.’

Een ander veelgehoord geluid van de regisseurs die ik sprak was ‘de teksten zijn niet helemaal af’ of ‘het is perfect werkmateriaal’. Wat doet zo’n opmerking met je? ‘Ik zou zeker niet willen zeggen dat ze níet af zijn. Dat zou vreemd zijn: met het boek hier voor me op tafel… Toch kan ik me de opmerkingen wel voorstellen. Ik zou het alleen anders formuleren. Ik zou wel willen zeggen dat een deel van de teksten min of meer ‘well-made’ te noemen is en het andere deel ‘fragmentarisch’. Werkmateriaal is het daarentegen wel. Zo is het ook ontstaan: work in progress. De stukken ontstonden en veranderden door de gesprekken die ik op de verschillende jeugdtheaterscholen heb gevoerd. Bovendien heb ik heel bewust allerlei verschillende stijlen geprobeerd.’

Verschillende stijlen, verschillende onderwerpen en personages, verwijzingen naar veel verschillende media… De wereld is ondertiteld is veelomvattend. Toch zegt een aantal regisseurs en acteurs die ik heb gesproken één ding te missen: er wordt in de bundel geen aandacht besteed aan het allochtonenvraagstuk. Wat vind je van deze kritiek? ‘Ik heb Yussuf toch als personage opgevoerd, en Mo…? (lacht) Ik zou niet eens weten wat dat voor vraagstuk is eigenlijk. Dat is zo algemeen en weinig specifiek. Want… waarover hebben we het dan? Ik weet eigenlijk niet wat ik dan zou moeten schrijven. De wereld is ondertiteld is een Young State of the Union, gezien door míjn ogen en ik zie wat ik zie. Als ik me probeer voor te stellen wat men zou kunnen bedoelen, denk ik eerder aan een sociaal vraagstuk en dat heb ik in “Chups & tullefiesie” gestopt. Een stuk over een achterstandsgezin… Nee, dat is ook helemaal niet wat ik bedoel… Anderen kunnen dat vast beter. Ik heb geschreven over wat mij bezighoudt. En allochtone jongeren kunnen – net als alle andere jongeren – de verlorenheid of eenzaamheid die uit mijn stukken spreekt vast en zeker ook herkennen. Of niet.’

Tot slot, ik heb aan alle regisseurs en acteurs die met jouw teksten gewerkt, een tip gevraagd. Wat is jouw ‘gouden’ tip voor theatermakers die met De wereld is ondertiteld aan de slag gaan? ‘Gebruik de teksten als ingang voor de voorstelling die je wilt maken. Laat je door deze korte stukken inspireren. Bekijk het materiaal met een open blik en wees niet bang om het te bewerken en naar je eigen hand te zetten. Sommige stukken in de bundel spreken voor zich, maar andere roepen juist vragen op. Misschien is mijn belangrijkste tip wel: schroom niet om contact met mij te zoeken wanneer je van gedachten wilt wisselen over deze teksten.’